Montessorionderwijs
Montessorionderwijs
De AMS is een montessorischool. Maar wat betekent dat nou, een “montessorischool” zijn? En past de montessori-idee nog wel in de huidige tijd?
Gelukkig kunnen we u gerust stellen: Montessori is nog helemaal van nu, al zit de heersende tijdgeest in Nederland bepaald niet mee. Met onze visie als leidraad voor ons handelen, doet ons bevlogen team enorm zijn best om desondanks ons onderwijs ook, of misschien wel juist, in deze tijd zo goed mogelijk vorm te geven binnen de wettelijke kaders.
Centraal in het montessorionderwijs staat het besef dat de ontwikkeling van ieder kind uniek is. Kinderen verschillen van elkaar in aanleg, mogelijkheden, interesse en leerstijl. ‘Het gemiddelde kind’ bestaat niet en daarom krijgt ieder kind de ruimte om de leerstof in zijn eigen tempo te doorlopen. Het kind ontwikkelt zich zo van binnenuit, vanuit zijn eigen mogelijkheden.
Onze uitgebreide visie op montessorionderwijs kunt u lezen via deze link.
De voorbereide omgeving
De omgeving kan het kind prikkelen tot leren. Hoe meer de omgeving is aangepast op de behoeften van een kind, des te meer zal het kind leren. Dit betekent dat het materiaal goed zichtbaar en overzichtelijk in het lokaal is opgesteld. De leerkracht draagt zorg voor een sfeer in de groep waarin ieder kind zelfstandig of samen met andere kinderen kan werken.
Het materiaal: hoofd, hart én handen
Binnen het Montessorionderwijs neemt het materiaal een belangrijke plaats in. Het materiaal is een middel om al werkend en handelend begrippen en vaardigheden te leren en vormt de schakel tussen doen en denken. Een voorbeeld hiervan uit het rekenen is om jonge kinderen al handelend bezig te laten zijn met de roze toren, tienstaafjes, honderdtallen en duizendblokken. Zij ontdekken zo het rekenen in het tientallig stelsel. Stapje voor stapje wordt het materiaal vervangen door ander, symbolisch materiaal waarna als vanzelf de stap naar het abstracte uit het hoofd rekenen volgt.
Aansluiten bij de ‘gevoelige periode’
Het leren voltrekt zich in fasen van ontvankelijkheid, de zogenaamde ‘gevoelige perioden’. Het lesmateriaal is zo ontworpen en in open kasten geplaatst dat het kinderen uitnodigt om ermee aan het werk te gaan als het daar zelf aan toe is. De materialen laten een kind zijn fouten ontdekken en herstellen. Het kind is door het bijzondere materiaal niet afhankelijk van de leerkracht, hetgeen zelfstandig werken bevordert.
Vrije keuze
De kinderen kiezen zoveel mogelijk hun eigen werk, de leerkracht stimuleert leerlingen in het maken van een eigen keuze en maakt gebruik van het enthousiasme van de leerlingen zelf. Naast het individuele werk, dat meestal in de ochtenduren plaatsvindt, zijn er ook allerlei groepsactiviteiten en klassikale lessen waaraan alle kinderen meedoen. Van elk kind wordt bijgehouden welke ontwikkelingsstappen het kind gemaakt heeft en welke vaardigheden het geleerd heeft. Voor elk kind kan de weg door de leerstof een heel eigen weg zijn.
De groepen
Op een Montessorischool zitten kinderen van verschillende leeftijden bij elkaar in groepen. Dat is een bewuste keuze. Jongere leerlingen zien het materiaal waarmee de oudere klasgenoten werken. Dit motiveert hen om moeilijker werkjes te kiezen. De oudere kinderen kunnen de jongere helpen. Ze voelen dan echt dat ze al veel weten en kunnen. Helpen wordt vanzelfsprekend.
Klassenindeling:
- Onderbouw (groep 1 en 2): kinderen van vier tot en met zes jaar
- Middenbouw (groep 3 t/m 5): kinderen van zes tot en met negen jaar
- Bovenbouw (groep 6 t/m 8): kinderen van negen tot en met twaalf jaar
Wennen
De kinderen die vanuit de onder- en middenbouw na de zomer naar de volgende bouw overgaan gaan eerst ook een paar keer wennen. Vanaf halverwege het schooljaar bezoeken zij in ieder geval een keer alle klassen van de volgende bouw. Ook is er een echte wendag in de klas die ook echt hun volgende klas wordt.
Aantal klassen en leerlingen
Elke bouw bestaat uit vier klassen.
In de onderbouw starten de klassen het nieuwe schooljaar met een relatief kleine groep van ongeveer 15 kinderen. Gedurende het schooljaar komen er nieuwe vierjarigen bij en komt het aantal op ongeveer 27 kinderen.
In de midden- en bovenbouw streven we naar een aantal van ca. 28 leerlingen per klas. Daarbij wordt de verdeling in de drie verschillende groepen zo veel mogelijk in evenwicht gehouden.